Unterschied zwischen Violinisten und Fiedler oder Kunstgeiger und Bierfiedler
Antoinette Lohmann is sinds 2003 hoofdvakdocent barokviool, -altviool en historische documentatie aan het Utrechts Conservatorium en kerndocent van de Afdeling Historische Uitvoeringspraktijk aan dit instituut. Verder geeft zij les aan het Conservatorium van Amsterdam en aan de Muziekuniversiteit Leipzig. Een paar maanden per jaar is zij nauw betrokken bij de ontwikkeling van de historische uitvoeringspraktijk in Zuid- Afrika, zowel in de concertpraktijk als in het onderwijs. Verder geeft zij regelmatig cursussen. Zij is altijd actief geweest op uiteenlopende muzikale terreinen, van salonmuziek tot Argentijnse tango, van muziektheater tot hedendaagse composities en van barok tot de volksmuziek waarin zij geboren en getogen is. Dit verklaart de aanstekelijke vrijmoedigheid en gevoel voor timing en improvisatie die zij aan de dag legt.
Tegenwoordig laat Antoinette Lohmann van zich spreken in de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk op viool en altviool, daarnaast legt zij grote interesse aan de dag voor minder gangbare instrumenten zoals de viola d’amore, de viola pomposa en de tenorviool. Ze heeft een voorliefde voor onbekend repertoire, met een voorkeur voor Nederlandse componisten. Daarnaast is zij een pleitbezorger van nieuw gecomponeerde muziek voor oude instrumenten. Van haar verschenen cd’s met sonates voor piano en viool van Joseph Martin Kraus, van Margarethe Danzi, fagotkwartetten van Franz Danzi en Franz Krommer en composities van Belle van Zuylen.
In 2008 richtte Antoinette Lohmann Furor Musicus op, de naam is ontleend aan de Latijnse term Furor Poeticus, de inspirerende dichter. Met deze groep bracht zij meerdere opnamen uit: de vioolsonates opus 1 & 2 van de achttiende-eeuwse Nederlandse componist Jacob Nozeman en een even goed in The Strad magazine hooggeprezen cd met bewerkingen en reconstructies van werk van Johann Sebastian Bach. Vervolgens verscheen Phantasia Musica, een cd met onbekend zeventiende-eeuws Duits en Oostenrijks repertoire die zich ook in lovende pers mag verheugen. Vorig jaar baarde haar opname van de “stikmoeilijke” vioolsonates van de achttiende-eeuwer Pieter Hellendaal eveneens groot opzien.
Klavecinist, componist en dirigent Jörn Boysen komt uit Lübeck en trad op in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Hij was te gast in belangrijke festivals zoals het Festival Mitte Europa, de Internationale Händel-Festspiele in Göttingen, het Delft Chamber Music Festival, Itinéraire Baroque en het Festival Oude Muziek in Utrecht. Boysen musiceerde met Alina Ibragimova en Liza Ferschtman en werkt regelmatig samen met Antoinette Lohmann in Furor Musicus. Jörn Boysen is repetitor aan het Conservatorium van Utrecht en artistiek leider van Musica Antica, een van de belangrijkste podia voor Oude Muziek in Nederland.
Celliste María Sánchez Ramírez, geboren in Toledo, Spanje, verwierf haar masterdiploma cello bij Itziar Atutxa aan het Conservatorio Superior de Música Jesús Guridi in Vitoria, Baskenland. Het bachelordiploma in zowel barokcello als moderne cello behaalde zij bij Jaap ter Linden en Lucia Swarts aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Zij is lid van Musica Poetica en werkt met ensembles en orkesten in Duitsland, Spanje en Nederland. Ze geeft regelmatig concerten in heel Europa em was docente aan het Conservatorio Profesional de Salamanca. Ze geeft regelmatig workshops en masterclasses barokcello, zoals de Curso de Música Barroca de Denia in Alicante.
In Von Kunstgeiger und Bierfiedler zet Furor Musicus de zogeheten ‘Kunstgeiger’, de opgeleide violist, tegenover onopgeleide onder wie de ‘Bierfiedler’. In de 17e eeuw waren de Bierfiedler volgens vele bronnen dikwijls het mikpunt van hilariteit en spot. De kwestie was niet dat zij niet opgeleid waren, wel dat zij hun geld probeerden te verdienen in de muziek en dit was uiteraard vooral een probleem wanneer zij zich buiten hun eigen kring begaven. Achteraf gezien is duidelijk dat zij wel degelijk in hoge mate hebben bijgedragen aan de snelle ontwikkeling van de viooltechniek in de 17e eeuw in Duitsland. Niet alleen versierden zij melodieën veelvuldig – ze werden hierom juist bekritiseerd, als zouden zij niet in staat zijn één lange noot te spelen –, ze moesten die altijd in meerdere noten opbreken (de zogenaamde diminuties). Het lijkt ook aannemelijk dat zij, omdat zij zichzelf ook op de viool begeleidden door akkoorden toe te voegen, enorm aan de ontwikkeling van dubbelgrepen en polyfonie op dit instrument hebben bijgedragen.
Hier nu wordt geput uit de muziekcollectie van Karl Liechtenstein–Castelcorn (Klodzko, 1624 – Olomouc, 1695). Deze is aangelegd tussen 1664 en 1695, de jaren waarin de gelijknamige prins bisschop van Olomouc (Moravië, nu Tsjechië) was. Na een jarenlange strijd werden het protestante Bohemen en Moravië begin 1621 geconfisqueerd door de Weense, katholieke Habsburgers en uiteraard (opnieuw) gekatholiseerd. Protestantse leiders werden geëxecuteerd of verbannen. Dit proces doofde nagenoeg geheel het culturele leven in Bohemen en Moravië. In 1627 vaardige de Habsburgse keizer Ferdinand II een nieuwe wet uit waarin het deze gebieden werd toegestaan hun eigen identiteit te bewaren. Er werd een aantal geestelijken aangewezen om hier toezicht op te houden, onder hen Karl Liechtenstein–Castelkorn.